Nieuwsbulletin Akkerbouw
Inschuren consumptieaardappelen
Bij het inschuren van aardappels is het belangrijk om zeker aan het begin van de bewaarperiode voldoende aandacht te besteden aan de partij. Hierbij staat de schilkwaliteit, i.v.m. het eventueel toepassen van een kiemremmingsmiddel, centraal.
Tijdens het inschuren ligt de nadruk op drogen en wondheling van de aardappelhuid.
Tijdens het drogen is het doel om zoveel mogelijk uitwendig vocht af te voeren uit de bewaring. Daarna komt er een periode om de wondheling te laten plaatsvinden. De optimale temperatuur voor wondheling is 16-18ºC en een hoge RV.
Of u kiest voor direct drogen of eerst een wondhelingsperiode is afhankelijk van de omstandigheden tijdens het rooien. Hieronder vindt u een overzicht welke regimes u kunt volgen bij de verschillende rooiomstandigheden.
Droog en geen rot, niet gevoelig voor bacterierot
Geen tot weinig droging nodig. Pas een goede wondheling toe van 1 tot 2 weken en ventileer overdag dagelijks om lucht te verversen (bijvoorbeeld 2 – 3 keer een kwartier). De benodigde tijd hiervoor blijft afhankelijk van de partijomstandigheden.
Nat en gezond, geen of vrijwel geen bacterierot
Start direct met drogen. Vooral rassen die gevoelig zijn voor bacterierot (o.a. Agria, Victoria, Lady Olympia) is snel een droge schil bevorderen erg belangrijk.
Natte en rotte knollen
Tijdig drogen is belangrijker dan een goede wondheling.
Start bij partijen met flinke problemen ook al tijdens het inschuren met ventileren in de nacht. Ook als de cel nog maar halfvol is. Sluit de kokers af en homogeniseer de partij eerst door (gedeeltelijk) intern te draaien. Gebruik direct een kachel, zeker als de producttemperatuur lager is dan 15ºC. Voer vocht zo snel mogelijk af door de deur op een kier te zetten. Het is belangrijk om de ruimtetemperatuur zo constant mogelijk te houden. Door de kachel in de ruimte te zetten nivelleert u de temperatuur in de partij en koelt de partij niet af gedurende de nacht. Wees er van bewust dat bij het drogen van de partij de temperatuur altijd en ook snel kan dalen. Door vanaf het inschuren scherp op de temperatuur van de partij te letten, komt u bij warmere nachten ook later in het seizoen niet voor een tekort aan ventilatie-uren te staan.
Kiemremming
Bij het bewaren van aardappels vraagt kiemremming de nodige aandacht. Wanneer aardappels in de bewaring spruiten gaan vormen, gaat de kwaliteit achteruit en ontstaat er gewichtsverlies. Ook zijn de aardappels meer vatbaar voor ziekten als fusarium en zilverschurft. Door een kiemremmingsmiddel toe te dienen, kunt u een partij langer kiemvrij bewaren. Bij het toedienen van een kiemremmingsmiddel, kunt u kiezen voor een behandeling bij het inschuren of een behandeling tijdens het bewaren. Indien er gebruik is gemaakt van een groeiregulatie met Mh kan de bewaarstrategie hierop worden aangepast. Belangrijk is dat de knol de Mh goed heeft opgenomen. Doordat er Mh is toegepast kan er een lagere dosering kiemremmers worden toegepast tijdens het bewaren.
Kiemremmers bij inschuren
Bij het toedienen van kiemremmer tijdens het inschuren, moet u er rekening mee houden dat deze behandeling niet op alle rassen kan worden toegepast. Bij sommige rassen kan schilbrand ontstaan wanneer chloorprofam direct bij het inschuren wordt toegediend. Op bijvoorbeeld Nicola, Innovator, Folva, Asterix, Santana, Santé en Victoria wordt afgeraden om kiemremmer toe te dienen bij het inschuren. Op deze rassen is het advies om pas na de wondhelingsperiode een kiemremmingsmiddel toe te dienen door middel van een ruimtebehandeling. Weet u niet zeker of uw ras gevoelig is voor schilbrand? Neem dan contact op met uw afnemer of met uw teeltadviseur. Of kijk of uw ras op de schilbrandgevoeligheidslijst staat.
Voor een inschuurbehandeling zijn twee middelen beschikbaar. Gro-Stop Ready is een middel dat direct op de aardappels kan worden toegepast. Dit middel heeft een stabiele formulering en zakt niet uit in de bus. Bij Tuberprop Basic moet water worden toegevoegd voor de toepassing. Bij Tuberprop Basic moeten twee delen water worden toegevoegd per deel Tuberprop. Het voordeel van Tuberprop Basic is dat dit middel een minder vettige aanslag geeft op de apparatuur. Advies:
Gro-Stop Ready | 150 ml/ton | of |
Tuberprop Basic | 60 ml/ton (+120 ml water/ton) |
Bovenstaande doseringen gelden voor een kiemremming bij een langere bewaarperiode. Bij Gro-Stop Ready geldt bij 150 ml/ton een veiligheidstermijn van twee maanden. Wanneer de lengte van de bewaarperiode van tevoren nog niet bekend is, kunt u er ook voor kiezen om Gro-Stop Ready toe te dienen in een dosering van 75 ml/ton. Bij deze lagere dosering geldt geen veiligheidstermijn. Wanneer u de lagere dosering heeft gebruikt en toch langer wilt bewaren, dan kan de basisbehandeling aangevuld worden met een ruimtebehandeling. Voor Tuberprop Basic geldt een veiligheidstermijn van 24 uur.
Poederschurft
Wanneer kiemremmingsmiddelen direct bij het inschuren worden toegediend, kan de wondheling van de knol vertraagd worden. Bij een vertraagde wondheling is de knol langer vatbaar voor infecties en is er een hoger risico op infectie door poederschurft. Deze infectie kan zich in de bewaring onder gunstige omstandigheden uitbreiden gedurende de bewaarperiode. Asterix, Bildtstar en Hansa zijn hiervoor extra gevoelig.
Kiemremming na inschuren/ruimtebehandeling na wondheling
Wanneer u geen kiemremmers toepast bij het inschuren, kunt u het beste 2 − 3 weken na het inschuren beginnen met een ruimtebehandeling. Door de partij even de tijd te geven, kunnen de knollen tijdens de wondhelingsperiode voldoende drogen en afharden. Hierdoor kan de ruimtebehandeling worden uitgevoerd op een droog product. Houd er wel rekening mee dat de middelen bij een ruimtebehandeling, net als de middelen bij een basisbehandeling, preventief werken. Wanneer de spruiten al op de knollen zijn gevormd, is de behandeling veel minder effectief. Ook is de kans op inwendige kiemen (binnenschot) groot wanneer kiemremmer wordt toegepast op een partij waarop zich spruiten gevormd hebben.
Behandelingen met chloorprofam:
Voor het foggen en gassen kunt u de volgende producten gebruiken:
- Kiemremmer Tuberprop HN (300 gr chloorprofam/ltr)
Naast het foggen kunt u ook koud vernevelen. Hiervoor kunt u de volgende producten gebruiken:
- Kiemremmer Tuberprop Ultra (300 gr chloorprofam/ltr)
- Kiemremmer Tuberprop Ultra 600 (600 gr chloorprofam/ltr)
Behandelingen met 1,4 Sight:
Een alternatief voor het behandelen met chloorprofam is het gebruiken van 1,4 sight. Dit middel is gebaseerd op een stof die van nature voorkomt in de aardappel en zorgt voor de kiemrust. Als u een nieuwe bewaring heeft die vrij moet blijven van chloorprofam is dit een goed alternatief. Voor een passend advies over het behandelen met 1,4 Sight kunt u het beste contact op nemen met uw teeltadviseur.
Enkele aandachtspunten voor het gassen:
- De behandeling met kiemremmers kan zowel door middel van gassen (warmverneveling), als door koudverneveling.
- De dosering van het middel bij het gassen is afhankelijk van de verwachte bewaarduur van de aardappels en het aantal toepassingen.
Houd tijdens het gassen de bewaring zo goed mogelijk gesloten, om zo de hoogste effectiviteit van het middel te bereiken.
Teeltvrije zone
Op percelen grenzend aan oppervlaktewater is een teeltvrije zone verplicht. Veranderingen hierin staan in onderstaande tabel samengevat. N.b. tenzij anders vermeld geldt voor het hele perceel de verplichting van (minimaal) 75% driftreductie!
Gewassen | Nieuwe teeltvrije zone | Oude teeltvrije zone |
aardappelen, uien, bloembollen en bloemknollen, aardbeien, asperges, prei, schorseneren, sla, wortelen, vaste planten, en in neerwaartse richting te bespuiten boomkwekerijgewassen | 50 cm bij gebruik van handmatig aangedreven handgedragen spuit | 50 cm bij gebruik van handmatig aangedreven handgedragen spuit |
100 cm bij gebruik van een techniek met 90% driftreductie | 100 cm bij gespecificeerde aanvullende maatregelen zoals gebruik luchtondersteuning of vanggewas | |
150 cm – overige situaties | 150 cm – overige situaties | |
In opwaartse of zijwaartse richting te bespuiten boomkwekerijgewassen | 500 cm – overige situaties | 500 cm – overige situaties |
appelen, peren en overige pit- en steenvruchten | 300 cm – bij gebruik van een techniek met 90% driftreductie of biologische productiemethode | 300 cm – bij gespecificeerde aanvullende maatregelen zoals gebruik tunnelspuit of vanggewas |
450 cm – overige situaties | 450 cm – bij gebruik reflectiescherm | |
900 cm – overige situaties | ||
Andere gewassen (o.a. grassen, granen) | 50 cm | 25 cm |
Braakliggend land | 50 cm | 50 cm |
De teeltvrije zone is de afstand tussen de insteek van de slootkant en het hart van de buitenste rij planten van het geteelde gewas. In sommige gevallen is er (mogelijk) sprake van uitzonderingen, zoals:
- toepassing bij oppervlaktewaterlichaam aangewezen in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit meststoffenwet (ecologisch waardevolle beken): minimale afstand is dan 500 cm;
- Percelen grenzend aan waterlopen die bepaalde perioden van het jaar droog staan, geen water afvoeren, of een talud breder dan 2 meter hebben. N.B. dergelijke situaties moeten altijd door bevoegd gezag (het Waterschap) bevestigd worden.
Op braakliggend land mogen de eerste 50 centimeter vanaf de insteek van een sloot geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt.
Granen, Najaars toepassing.
Sinds een aantal jaar zien we steeds meer bodemherbicide in het najaar gespoten worden. Grote voordeel hiervan is de goede bestrijding van grassen en minder remming van voorjaars bespuiting. Advies is om:
In 2-3 blad granen.
0,4 tot 0,6 ltr Herold (wintergerst) lage dosering op lichte gronden hoge dosering op zwaardere gronden.
20 gr Lexus SX (wintertarwe)
* toevoeging van 0,2 ltr Sumicidin of 0,25 ltr Decis verkleint de kans op gerstevergelingsvirus.
Gewasbeschermingsmonitor
De meeste gewassen worden/ zijn geoogst op dit moment. Let op dat u 2 weken na oogst de gewasbeschermingsmonitor volledig ingevuld moet hebben. Dit is een vormvrij plan, een formulier hiervan kunt u vinden op onze website.